OPDRACHT >> 15. Lees: “Omgaan met een kind dat een ongelukje heeft gehad of van streek is” uit het gedeelte “Sturen van de aandacht van het kind”

OMGAAN MET EEN KIND DAT EEN ONGELUKJE HEEFT GEHAD OF VAN STREEK IS

Sturen van de aandacht van het kind

Veel mensen zeggen uit gewoonte tegen een kind: “Doe dat nou niet anders word je ziek.” “Grote goedheid, je zult vast en zeker zwaar verkouden worden”, “Je zult ziek worden als je daarmee doorgaat”, “Ik weet zeker dat Jantje de mazelen krijgt als hij naar school gaat”, en talloze andere soortgelijke pessimistische suggesties. Ze gebruiken ook duizenden: “Niet doen’s”, “Kan niet’s” en “Houd jezelf in”-zinnen. Ouders kunnen zelf alert zijn op deze zinnen en het gebruik ervan zoveel mogelijk vermijden. Met enige fantasie en oefening is het niet moeilijk om manieren te vinden om kinderen te beschermen zonder het gebruik van voortdurende mondelinge beperkingen. Als men suggesties aan een kind doet, dan horen die positief te zijn. Een treffende illustratie van wat er met een glazen fles gebeurt wanneer die valt, zal het idee veel beter duidelijk maken, dan duizend keer schreeuwen: “Ga daar uit de buurt”, of “Zet dat neer!”

Gelijkmatige, rustige bewegingen en een kalme stem zullen bij de omgang met kinderen in verregaande mate restimulatie voorkomen. Iedereen die op succesvolle wijze met kinderen wil werken, zal deze eigenschappen ontwikkelen. Ze zijn met name waardevol in noodgevallen.

Als de aandacht van een kind snel moet worden getrokken, wegens een potentieel gevaarlijke situatie die zich te ver van de begeleider afspeelt om nog snel bij het kind te komen, dan is de onschadelijke oplossing om zijn naam zo luid te roepen, dat hij het goed kan horen. Het is veel beter dan geschreeuwde bevelen als “Stop!”, “Blijf daar!”, “Niet doen!” en dergelijke. Het zal hem lang zo gauw niet restimuleren.

Herinneren

In honderden situaties die zich van dag tot dag voordoen, kan het kind gevraagd worden om herinneringen boven te halen: wanneer het kind ook maar lastig en ongelukkig is en over iets huilt; wanneer hij zich enigszins ziek voelt; wanneer hij duidelijk door iets gerestimuleerd wordt; wanneer hij een dramatisatie gehoord heeft (een opnieuw afspelen in het heden van iets wat in het verleden gebeurd is) of wanneer iemand hem nogal stevig strafte of zijn dramatisaties tegen hem richtte, wanneer hij zich afgewezen voelde – in feite, elke keer wanneer een kind om welke reden dan ook ongelukkig of nerveus is of wanneer je weet dat hij iets zeer restimulerends heeft meegemaakt.

Wanneer een kind iets ervaart wat hem van streek maakt of traumatisch voor hem is, kunnen soortgelijke gebeurtenissen in zijn verstand gereactiveerd worden.
Deze gaan weg wanneer het kind is gaan praten over het huidige voorval dat hem van streek maakt.
Het kind moet ertoe worden gebracht het te vertellen alsof het in het heden gebeurd. Dit zal elk trauma dat ermee verbonden is, ontladen.

Het uitgangspunt hier is om te achterhalen welke specifieke zinnen of situaties de restimulaties veroorzaken. Natuurlijk kan deze techniek alleen worden gebruikt wanneer het kind genoeg heeft leren praten om een samenhangend verslag te geven van wat hij denkt of voelt.

Als het kind zich van streek voelt (niet ernstig ziek is), dan kun je beginnen met hem te vragen wanneer hij zich eerder zo gevoeld heeft. Gewoonlijk zal een kind zich dat herinneren. Als je verdere vragen stelt over wat er gebeurde, wat hij toen deed, wie er aan het praten was, wat er werd gezegd, hoe hij zich voelde, dan zal hij de situatie levendig beschrijven. Wanneer hij dat doet, laat hem er dan gewoon een paar keer doorheen gaan. Wanneer je aan het eind ervan komt, zeg je: “Vertel het me nog eens. Waar was je toen Papa aan het praten was?” “Vertel het opnieuw.” Of, gewoon: “Laten we eens zien, je zat op de bank toen Papa zei – wat zegt hij ook weer?” Elke simpele vraag die het kind terug doet gaan naar het begin van de situatie, mag worden gebruikt.

Er is geen noodzaak om deze handeling ingewikkeld te maken. Kinderen begrijpen “Vertel het me nog eens”. Ze houden er zelf veel van om verhalen alsmaar opnieuw te horen, en ze vertellen graag hun verhaal aan een geïnteresseerd publiek. Maar wees niet al te meelevend. Genegenheid en belangstelling tonen, ja. Maar sus of kreun niet: “Arm kindje, arm klein ding!” of iets dergelijks. Als je dat doet dan zou je daardoor het kind ertoe kunnen aanzetten dat hij de verwonding of het van streek zijn als nuttig gaat beschouwen omdat hij er speciale aandacht en medeleven door kreeg.

Hoe meer je op het realiteitsniveau van het kind gaat zitten, des te beter je hem zult kunnen helpen. Imiteer zijn stemklanken, zijn “Joepie!”, “En wat toen?” – doe zijn levendige uitdrukking na, wijdopen ogen, ademloze interesse of wat zijn stemming of emoties mogen zijn – maar niet op de manier van een papegaai, natuurlijk. Als je het niet goed kan, wees dan gewoon simpel, natuurlijk en geïnteresseerd.

Vaak zal een kind, wanneer hij gerestimuleerd is, een of twee zinnen alsmaar opnieuw gebruiken. In dat geval kun je beginnen met, “Wie zegt dat?” of “Wie zegt dat tegen je?” of “Wanneer hoorde je dat?”

Soms zal hij volhouden: “Ik zeg het. ‘Houd je mond, oude gek!’”, wat de zin ook maar mag zijn. Vraag dan: “Wie zegt het nog meer?” of “Probeer of je je kunt herinneren wanneer je iemand anders het hoorde zeggen”, en gewoonlijk zal hij je over een voorval beginnen te vertellen.

Een vrouw die met haar dochter bezig was, stond stomverbaasd toen het kind zei: “Jij zei dat mama, lang geleden.” “Waar was je toen ik het zei?” “O, ik was nog heel klein – in jouw buik.” Dit zal waarschijnlijk niet vaak gebeuren. Maar als het kind snapt waar het om gaat, dan kan het vroeg of laat gebeuren. Wat het voorval ook moge zijn, ga gewoon door met vragen om het voorval op te bouwen. “Wat was je aan het doen? Waar was je? Waar was ik? Wat zei Papa? Waar leek het op? Wat voelde je?” enz. Laat het kind zich het voorval enkele malen voor de geest halen, totdat hij lacht. Dit zal hem bevrijden van de restimulatie.

Het gebruik van poppen of knuffeldieren

Het horen van een ruzie of woordenwisseling tussen ouders kan een kind flink van streek maken.
Een ouder kan helpen om de bezorgdheid van het kind te doen verdwijnen door het kind met poppen te laten demonstreren wat er gebeurd is.
Het kind beeldt de situatie uit met poppen…
…en elke aanhoudende ontsteltenis bij het kind, kan snel verdwijnen.

Als de vader weet dat het kind een dramatisatie gehoord heeft of ernstig gestraft of uitgescholden is, dan kan hij dat een paar uur na de gebeurtenis behandelen door er vragen over te stellen. “Weet je nog dat ik gisterenavond tegen mama schreeuwde?” Als het kind er niet aan gewend is om zijn boosheid tegenover zijn ouders te uiten, of als hij in het verleden daarin heel erg weerhouden is, dan kan het enige overreding kosten om hem erover te laten vertellen. Terwijl je dit doet, moet je hem door jouw houding ervan overtuigen dat het voor hem volkomen veilig is om erover te praten. Als hij het gewoonweg niet kan, dan zou je kunnen proberen om hem het te laten uitspelen. Als het kind met poppen of speelgoeddieren speelt, dan kunt je, door met hem te spelen, hem zover krijgen dat hij met de poppen of het speelgoed de dramatisatie uitbeeldt.

“Dit is de mama-pop. En dit is de papa-pop. Wat zegt de mama-pop wanneer ze boos is?” Heel vaak zal dit het kind recht in het voorval laten komen. Als je hem zich dan echt laat uiten en zonder veroordeling de scène laat beschrijven, en daarbij op meelevende, geïnteresseerde wijze luistert, en hem aanmoedigt met een gepast “Ja… en wat gebeurde er toen?”, dan zal hij met het nadoen ophouden en je direct beginnen te vertellen wat hij heeft gehoord. Zelfs als hij dit niet doet en hij, zoals kinderen vaak doen, een paar keer met zijn poppen of speelgoed de scène opnieuw uitspeelt, dan zal het voorval in grote mate in intensiteit verminderen.

Tekenen van plaatjes

In plaats van poppen of speelgoed, kunt je het kind plaatjes laten tekenen. “Maak eens een tekening van een vrouw en een man... Wat zijn ze aan het doen? Teken een plaatje van een huilende vrouw”, enzovoort. De nadruk moet altijd worden gelegd op de volwassene die aan het dramatiseren was. En niet op het kind dat boos was, als dat gebeurd was. Het tekenen van plaatjes, vadertje en moedertje spelen met een kind: “En dan zeg jij…?” “En dan zeg ik…?” of gewoon het kind zover krijgen dat het er een verhaal over vertelt, zal helpen.

Boosheid

Met kinderen die niet geremd zijn in hun uitingen van boosheid tegen hun ouders, zijn deze trucjes (misleidingen) gewoonlijk niet nodig. Ze zullen openlijk vertellen over de scènes die ze hoorden en deze, evenals de scheldpartijen die ze over zich heen kregen, nadoen, als je je opstelt als een geïnteresseerd publiek en ze aanmoedigt om de scène uit te breiden. Als je spelende kinderen observeert, dan zul je ze vaak precies dat zien doen; hun ouders en andere volwassenen in hun dramatisaties nadoen.

Als je aan een kind vraagt: “Wat gebeurde er waardoor je je akelig voelde?” of “Wat zei ik waardoor je je zo voelde?” dan zal dit soms de restimulatieve elementen in de huidige situatie naar voren brengen en verzachten.

Iedereen is bekend met de gewelddadige bedreigingen die kinderen kunnen bedenken wanneer ze gefrustreerd zijn: “Ik zal hem in stukken scheuren en in de rivier gooien. Ik zal ze allemaal een diepe kast induwen, deze op slot doen en de sleutel weggooien en dan zullen ze spijt hebben”, enzovoort. Als je ze aanmoedigt door: “O, ja? En wat zou je dan doen?” of “Tjee, dat zou wat zijn!”, dan zullen ze nog een tijdje doorgaan en wat later zullen ze vaak plotseling uit de ontsteltenis schieten en doorgaan met wat ze aan het doen waren.

Als een kind boos is, laat hem dan boos zijn, zelfs als je het slachtoffer bent. Laat hem uitrazen, dan zal het gewoonlijk gauw over zijn. Maar als je probeert de boosheid te onderdrukken, dan zal het allemaal erger worden en langer duren. Als je een kind laat reageren op een frustrerende situatie zonder hem daarin verder te onderdrukken, dan schijnt dit de energie van de frustratie vrij te maken en het kind er sneller dan wat dan ook uit te laten komen.

Angst

Als een kind angstig is, dan moet je hem het je laten vertellen en hem daarbij alle steun geven die je kunt. Dit is vooral doelmatig bij nachtmerries. Maak het kind wakker, houd hem rustig vast totdat zijn huilen wat minder wordt, en vraag hem dan naar de nachtmerrie. Stuur hem er een paar keer doorheen totdat hij niet langer angstig is. Vraag hem dan naar een plezierige herinnering en laat hem die, voordat je hem alleen laat, aan je vertellen. Als hij hierna niet alleen wil slapen, dwing hem dan niet om zijn angst onder ogen te zien. Blijf bij hem en moedig hem aan om er over te praten totdat hij niet langer bang is, zelfs als dit wat tijd kost. Bij het vragen naar angsten, kun je de zin “hetzelfde als” gebruiken. Als het kind bang in het donker is, vraag het dan: “Wat is hetzelfde als donker?” Als hij bang voor dieren is, dan zal een soortgelijke vraag ervoor zorgen dat hij over zijn angst na gaat denken. Misschien zul je in het begin geen succes met je vragen hebben, maar als je geduldig doorgaat dan zul je spoedig een antwoord krijgen met een voorval waar hij zijn aandacht op heeft. Je kunt het kind helpen door met hem over het gebeurde te praten.

Verdriet

Als het kind verdrietig is, dan is een goede manier om te beginnen met: “Waarom huil je?” Nadat een kind een paar keer heeft verteld waarom hij huilt, elke keer geholpen door het stellen van vragen over het voorval, en wanneer zijn huilen minder geworden is, dan kun je vragen: “Waar huil je nog meer om?”

Eigenlijk is het genoeg om hem gewoon te laten huilen totdat hij eruit komt. Dit is met name waar, als je nauw contact met hem hebt en hij weet dat hij voor steun en hulp op jou kan rekenen.

Probeer niet een kind te laten stoppen met huilen door alleen maar te zeggen dat hij niet moet huilen. Of je behandelt het voorval dat het huilen veroorzaakte door te vragen wat er gebeurde en hem erover te laten vertellen totdat hij lacht, of je laat hem uithuilen terwijl je hem liefdevol aanhaalt of vasthoudt. In dat geval geen woorden; alleen genegenheid.

Prikkelbaarheid

Als het kind gewoonweg kribbig en “onhandelbaar” is, dan kun je hem er vaak uit krijgen door zijn aandacht af te leiden, door op de proppen te komen met een nieuw en boeiend verhaal of prentenboek of een stuk speelgoed of, in het geval van een heel jong kind, iets met glitters. Dit is een oude techniek, maar zeer bruikbaar. Als het kind kribbig is, dan heb je grote kans dat hij in verveling zit, wat betekent dat die activiteit waarin hij geïnteresseerd was, op de een of andere manier onderdrukt is. Hij zoekt iets nieuws, maar kan het niet vinden. Als je hem iets nieuws kan geven waarin hij geïnteresseerd is, dan zal hij snel opgewekter worden. Doe echter geen verwoede pogingen om zijn aandacht te trekken en hem te plagen met schokkerige bewegingen of zulke aandachtafleiders als: “Kijk, kindje, kijk eens naar het mooie horloge!” En als dat dan geen onmiddellijk effect heeft, spring dan niet op een ander voorwerp over. Dit zal hem vaak alleen maar in verwarring brengen. Beweeg kalm en rustig, houd je stem zacht en kalm, en richt zijn aandacht op een nieuw ding. Dat moet genoeg zijn.

Als niets hiervan werkt, kun je hem soms van de dramatisatie bevrijden door hem in het hier en nu te brengen met intensieve lichamelijke handelingen, zoals stoeien of een ander soort krachtsinspanning.

Als je de aandacht van het kind lang genoeg krijgt, dan kun je hem vragen om een leuke gebeurtenis aan je te vertellen. Hij doet dat in het begin misschien schoorvoetend, maar als je hem aanmoedigt, zal hij vaak regelrecht in de plezierige herinnering terechtkomen en al gauw weer opgewekt zijn.

Als je van herinneren een nieuw spel maakt, biedt dit een constructieve en prettige manier om een kind bezig te houden tijdens lange reizen, tijden dat er gewacht moet worden, herstelperioden, enz.

Kinderen hebben van nature een goed herinneringsvermogen. Ze praten graag over vroegere plezierige momenten. Een groot deel van de conversatie van een kind is gevuld met de geweldige dingen die hij heeft gedaan of hoopt te doen en hij praat vaak spontaan over de keren dat hij bang of ongelukkig is geweest.

Leer een kind om alle momenten van plezier weer te geven door hem te vragen wat er gebeurde toen hij naar de dierentuin ging of ging zwemmen. Als hij je daarover begint te vertellen, schakel hem dan, zoals eerder werd aangeraden, en wanneer hij dat uit zichzelf niet doet, subtiel over naar het vertellen in de tegenwoordige-tijdsvorm. Vertel hem het water te voelen, zichzelf te voelen bewegen, te zien wat er gebeurt, te luisteren naar wat mensen zeggen en naar de geluiden om hem heen. Dit zal helpen om zijn herinnering van de verschillende dingen die hij waargenomen heeft, op te bouwen. Maar sta niet op een volledig verslag van de waarnemingen als het kind zich het voorval op snelle en zekere wijze herinnert en er zonder haperen over vertelt. Er is niet veel voor nodig om een kind dit te laten doen.

Je kunt het spelletje beginnen door te zeggen: “Laten we het ‘weet je nog’ spelletje gaan doen”, of “Vertel me over de keer toen je naar … ging”, of “Laten we doen alsof we weer naar de dierentuin gaan”, of elke andere, soortgelijke gewone uitspraak. Laat zoveel mogelijk in het verhaaltje aan bod komen als maar mogelijk is, en neem daarbij de toon en de manier van het kind over, als je dat tenminste gemakkelijk kan doen. Wees altijd geïnteresseerd en laat zien dat je graag het volgende detail wil weten.

Wanneer een kind naar je toekomt om je te vertellen over een ongeluk dat hij heeft gehad of over iets wat hem bang of ongelukkig heeft gemaakt, luister er dan naar en laat hem er een paar keer door heen gaan. Als kinderen het “weet je nog” spelletje leren en inzien wat het voor hen doet, dan zullen ze hierom gaan vragen wanneer ze dat wensen of nodig hebben.

Er zijn nog veel meer assisten die kunnen worden gebruikt om kinderen te helpen. Contacteer je dichtsbijzijnde Scientology organisatie om het boek te vinden wat dit bevat.

Nogmaals de belangrijkste punten in het omgaan met een ontsteltenis of verwonding van een kind:

1. Geef assisten voor kleine verwondingen, indien nodig, of laat het kind uithuilen als dat voldoende lijkt te zijn.

2. Laat het kind zich de voorlaatste keer herinneren dat zoiets gebeurde of krijg hem zover dat hij je alles vertelt over datgene wat hem ongelukkig maakte.

3. Leer het kind zich iets te herinneren door hem te laten vertellen over momenten van plezier in het verleden.

4. Gebruik het oproepen van momenten van plezier of andere technieken om het kind uit momenten van ontsteltenis in het heden te krijgen.

Met een dergelijke zorg zal het kind gezonder en gelukkiger blijven.

de reactivering van een herinnering van een onplezierige ervaring uit het verleden doordat soortgelijke omstandigheden in het heden de omstandigheden van het verleden benaderen.